Nevenschikking

Echte dichters willen de woorden op hun plek jagen.

Dat zegt poëziedocente Guusje Bouhuys, verteller van de roman Zachte riten van Marja Pruis. In deze roman, die aan Virginia Woolfs Mrs. Dalloway doet denken, gaat het meer om de taal dan om het verhaal. De vertelster houdt niet van tv-series zoals The Wire, waarin ’te veel gebeurt’. 

Ook Niña Weijers, in haar column in De Groene,  deelt die ‘verhaalmoeheid’, niet in het minst vanwege de industrie van ‘storytelling’, waarmee tegenwoordig alles aan de man moet worden gebracht.

Over verhaalmoeheid trof ik op pagina 27 een interessante passage, waarin Bouhuys vertelt over een oudere schrijfster die zij ooit geïnterviewd heeft:

De wereld als verhaal is ten einde, had de schrijfster gezegd, waarmee ze doelde op de wereld van romans en films, en de wereld van de muziek. Zij interesseerde zich alleen nog voor de wereld als nevenschikking, de wereld van de poëzie, van de schilderkunst.

Met deze passage citeert Pruis een uitspraak van de fictieve Michel Houellebecq in De kaart en het gebied. Geen verhaal meer met kop, romp en staart; de nevenschikking (in een gedicht, bijvoorbeeld, of in een schilderij) laat ons zelf een hiërarchie aanbrengen.

Maar is het mogelijk om aan het verhaal te ontsnappen? Vanuit een wetenschappelijke invalshoek misschien wel niet:

De lezer begrijpt teksten, blijkt uit  psychologisch onderzoek, door zich een bepaalde voorstelling van de situatie te maken: een situatiemodel. En daarbij komt, de lezer is geneigd om bepaalde onderdelen van zo’n situatie tijdens het lezen bij te houden, te ‘indexeren’: tijd en plaats, objecten en personen, motivatie en doelen van die personen, en oorzaak-gevolg relaties.

Als in een lees-experiment bijvoorbeeld een vegetarisch personage ineens een hamburger bestelt, dan zorgt die inconsistentie ervoor dat de proefpersoon zijn/haar leessnelheid vertraagt.

Ik denk dat dat niet alleen voor teksten geldt. We kunnen het niet laten om het verhaal in iets te vinden, in een tekst en een film, maar ook in een gedicht of schilderij. Kijk maar naar Nighthawks van Edward Hopper: waarom zit die man alleen in het café? Wat zegt de barman? De man en vrouw spreken niet met elkaar, kijken elkaar niet eens aan. Wat is er gebeurd? We maken er een situatie of zelfs een verhaal van. Dat gaat zo automatisch dat je je best moet doen om iets – wat dan ook – niet als een verhaal te interpreteren.

Iemand die dit niettemin nastreeft is kunstenaar Marijke van Warmerdam, die ‘het verhaal uit haar werk mept’. In haar filmloops lijken oorzaak-gevolg, tijd en motivatie weggelaten en ontstaat iets wat Van Warmerdam zelf omschrijft als ‘kaalgeschraapt’ en ‘open’.

Misschien is dat ook wat Marja Pruis gedaan heeft: ze heeft het al te verhalende uit haar verhaal gemept, en heeft, zoals Persis Bekkering in haar recensie schrijft, “iets groots gemaakt, een intieme, originele roman, of eigenlijk een essay, of misschien wel poëzie.”

 

%d